Koningin en armoede
Mijn laatste blog dateert alweer van negen dagen geleden.
Nu ben ik al weer twee plaatsen verder. De vorige keer schreef ik nog net
vanuit Bangalore, de grote ICT-stad in het zuiden van India. Van daar ben ik op
zondagochtend 24 september naar Palmaner gebracht. Dit was een rit van normaal
al zo’n tweeënhalf uur, maar vanwege bandenpech kwam daar nog een extra uurtje
bij. Net na lunchtijd kwamen we aan in Palmaner, waar de franciscanen op een
groot terrein twee gemeenschappen hebben ondergebracht.
De grootste is de Aspirancy. Daar wonen eenenvijftig ‘students’,
jongens vanuit heel India tussen de vijftien en de negentien jaar oud die zich
voorbereiden op het intreden bij de franciscanen. Het eerste jaar dat ze er
wonen, leren ze er vooral Engels. Die taal wordt binnen de broederschap
gebruikt als voertaal. De moedertaal van de meeste Indiërs is namelijk een van
de vierhonderd lokale talen. Het Engels is nodig voor een goede onderlinge
communicatie. De twee volgende jaren volgen deze jongens de reguliere lessen
aan het naastgelegen College van de franciscanen. Het is enigszins te
vergelijken met de vroegere kleinseminaries bij ons.
Naast de gebouwen van de students ligt het noviciaatshuis
van de Indiase franciscanen. Daar zijn momenteel 17 novicen.
Het geheel wordt gecompleteerd door zeven geprofeste
broeders, onder wie Joy Sebastian, die enkele jaren geleden in Amsterdam
woonde. Hij is een van de assistent-directors van de Aspirancy.
Ik kreeg een kamer binnen het noviciaatshuis. De kamers
zijn gelegen rondom een grote binnentuin. De pandgang is open, anders dan
bijvoorbeeld in Megen. Dat heeft natuurlijk te maken met de aangename
temperatuur. Het is er nu zo’n 27 graden, met af en toe een flinke bui.
Vanuit mijn kamer keek ik uit op het bos waarin het huis
ligt. Bij het ontwaken op mijn eerste ochtend in Palmaner liepen daar de aapjes
rond.
Na aankomst mocht ik, met mijn chaufferende medebroeders,
nog genieten van een verlate lunch. In de avond kwamen alle broeders en
students bij elkaar in de kerk voor het avondgebed. Aan het eind werd ik door
broeder Charles, de gardiaan en novicenmeester, voorgesteld. Hij vroeg ‘de
jongens’ om mij op te nemen in de grote familie ter plaatse.
Ik weet niet of het daardoor kwam, maar ik heb me heel
erg thuis gevoeld in Palmaner. Natuurlijk zijn er dingen die mij vreemd
voorkomen, zoals het begroet worden met een ‘goodmorning brother’ door de
students, die opspringen als je binnenkomt.
Ik heb veel leuke gesprekken gehad met deze jonge
jongens. Volgens hun director, broeder Charles Mathew, is het bezoek van een
buitenlander voor een groot deel van hen heel goed, omdat ze in een kleine
wereld zijn opgegroeid. Ik kon ze vertellen over Nederland. Soms was dat in
spontane gesprekken, maar afgelopen woensdagavond heb ik de hele groep
toegesproken. Eerst heb ik bij ze gegeten, waarbij ik ‘gedwongen’ werd om op de
plaats van de director te zitten. Daarna heb ik van alles verteld, over
Nederland en over franciscaans leven in Nederland, en over mijzelf. Er werd
aandachtig geluisterd en door een enkeling zelfs meegeschreven. En de foto van
onze koningin trok ook veel aandacht van de jongemannen.
Nadat ik ze allemaal een polsbandje ‘Vrede en alle goeds’
gegeven had, werd ik door een van de jongens nog toegesproken en bedankt.
Ook met de novicen heb ik veel gesproken. Onder andere
tijdens een wandeling, waarin we het onder andere gehad hebben over de
invulling van poverty, de gelofte van armoede. De leefstijl van de gemiddelde Indiase
broeder is op zich al eenvoudiger dan wij gewend zijn, maar de novicen stellen
ook daar de eeuwenoude franciscaanse vraag: “Zijn we arm genoeg?” Maar ook zij
zien heel duidelijk dat de armoedegelofte allereerst te maken heeft met de
ongehechtheid aan materieel bezit. Toch waren ook zij erg blij met de
polsbandjes die ze van mij kregen.
Tal van andere gesprekken en ervaringen heb ik in
Palmaner gevoerd en opgedaan. Het was vooral ongelooflijk indrukwekkend om
zoveel jonge franciscaanse mensen om me heen te hebben. Het afscheid was
daardoor ook best wel ‘een momentje’, waarin de novicen mij een zegenlied toezongen
en ik van hen een aandenken kreeg, voorzien van alle namen.
In de nacht van zaterdag op zondag ben ik per bus naar
Hyderabad gegaan, in het gezelschap van broeder Thomas. Het heette een
semi-sleeper te zijn, maar veel geslapen heb ik niet. Inmiddels heb ik dat in
de communiteit in deze centraalgelegen grote stad wel weer ingehaald.
Prachtig om dit allemaal te lezen, nadat we je vanmorgen uitvoerig aan de telefoon hebben gehad. Ik heb je al via een appje laten weten, dat ik (DV) best jaloers op je ben, dat je dit allemaal mag meemaken. Bijzonder ook om te lezen hoeveel jonge mensen zich klaarblijkelijk aangetrokken voelen tot de Franciscaanse beweging. Een andere situatie dan in Nederland, hoewel ... misschien is het wel goed dat in Nederland eerst veel wordt afgebroken van kerkelijke instituten - en ook binnen de franciscaanse instituten in Nederland - om zo de weg vrij te maken voor waar het werkelijk omgaat in het evangelie. “ecclesia semper reformanda”: de kerk van Jezus zal zich steeds moeten willen vernieuwen, totdat onze Heer komt met Gods nieuwe aarde en de kerk opgedoekt kan worden. Het gaat God immers om de aarde met al wat leeft, de kerk is niet meer dan een middel in Gods hand en dienstbaar aan Gods wereld. Een hartelijke groet van ons beiden.
BeantwoordenVerwijderenWat een mooi verhaal, en wat mooi dat je ons mee neemt op je pad. Opvallend hoeveel jongere zich aan getrokken voelen om Franciscaan te worden. Liefs van ons
BeantwoordenVerwijderenMooi broer! De kerk heeft de toekomst!
BeantwoordenVerwijderenMooi, zulke tekenen van hoop, ver in de wereld als je hier in een seculiere maatschappij leeft. Zegen bij de rest van je reis!
BeantwoordenVerwijderenIndrukwekkend verslag! Dankje voor het delen.
BeantwoordenVerwijderen