Nasi en fathers
Op woensdag 20 september is het dan toch gelukt. Ik had
een voorspoedige reis naar India, hoewel het natuurlijk wel een hele zit is.
Vanuit Amsterdam vertrokken, moest ik in Frankfurt overstappen. Daar heb ik dan
ook officieel de EU verlaten, compleet met bijhorende paspoortcontrole. Dat is
best wel unieke ervaring, aangezien ik, sinds het bestaan van het
Schengen-verdrag, nooit een grenscontrole heb meegemaakt. Maar… ik mocht naar
buiten!
In het vliegtuig van Frankfurt naar Bangalore werden we
netjes voorbereid op de veranderende tijdszones. Dus om een uur of 4
Amsterdamse tijd werden de warme maaltijden geserveerd en daarna gingen de
lichten in het vliegtuig op ‘slaapstand’. Echt slapen lukte niet, ik heb wel
gedagnachtdroomd over verre oorden.
Om 01:30 uur plaatselijke tijd kwam ik aan op Bengaluru
International Airport. Ook daar natuurlijk controle, met een stempel in mijn
paspoort. Na een uur kon ik de broeders Sekar, die een paar jaar geleden in
Nederland woonde, en Antony, de gardiaan, begroeten. Vanaf het vliegveld was
het nog ongeveer een uur rijden, waarbij ik kennisgemaakt heb met de Indiase
rijstijl van de taxichauffeur en andere weggebruikers. Om half vier ’s ochtends
kon ik nog heerlijk een paar uur slapen.
De volgende dag heb ik de gebruikelijke rondleiding door
het huis gehad. In het grote complex zijn drie communiteiten gevestigd: het
provincialaat, de parochiecommuniteit en de studentencommuniteit waar de
broeders wonen die theologie studeren. Dat doen ze niet in het klooster, maar
op een nabijgelegen campus, waar ik ’s middags met Sekar naartoe gelopen ben.
Wat heel erg opvalt bij deze jongemannen is allereerst
hun leeftijd. Dat lijkt een inkoppertje, maar vanuit de Nederlandse situatie is
het best vreemd om broeders te ontmoeten van eind twintig, die al tien jaar
franciscaan zijn. En voor hen is het kennelijk niet vanzelfsprekend om een
eind-dertiger te ontmoeten die nog geen priester is. Ik werd dus in het begin
keurig als ‘father’ aangesproken.
Dat is meteen het volgende wat mij opviel: niet-priesters
zijn brothers en priesters zijn fathers. En zo word je ook aangesproken. De ‘grens’
ligt hier niet bij eeuwig en tijdelijk geprofesten, maar bij het al dan niet
priester zijn.
Ik heb het aanvoelen dat desondanks dit spraakgebruik een
brother niet als ‘minder’ gezien wordt. Volgens een van de broeders-studenten
heeft het eerder te maken met een Indiase gevoeligheid voor alles wat met ‘het
heilige’ te maken heeft.
De laatste dagen ben ik zowel met de communiteit van het
provincialaat, waartoe Sekar behoort, als met de studentencommuniteit
opgetrokken. Ik heb zo al met heel wat broeders kennisgemaakt. Ze zijn allemaal
erg bezorgd of het eten niet te spicy en teveel rijst is. Ik moet zeggen dat
het me erg meevalt. Toch realiseerde ik me vanmorgen toen ik de refter verliet dat
het ‘best wel anders is’ als je voor 8 uur ’s morgens al een eerste bord nasi
achter je kiezen hebt.
Reacties
Een reactie posten